De definitie voor duurzaamheid van de VN-commissie-Brundlandt in 1987 luidt, vrij vertaald: Wat wij doen, moeten ook volgende generaties kunnen. Deze definitie is voor vele groengoeroe’s nog altijd een bron van inspiratie. Maar hoe kijken bouwers en architecten er tegenaan? Wat is duurzaam bouwen volgens hen 27 jaar later?

Door: Thomas van Belzen

Vraag minister Blok naar een definitie van duurzaamheid en hij verwijst naar Wikipedia. Wat je ook vaak hoort: ‘Het is een containerbegrip.’

Cobouw schreef een beknopte enquête uit en wilde het van u weten: wat is de definitie van duurzaamheid. U raadt het al: iedereen geeft er zijn eigen invulling aan. Het begint al op woordniveau. Het woord ‘aarde’ keert in ongeveer een op de zes omschrijvingen terug. Voegen we er de letter ‘w’ aan toe, dan krijgen we het woord waarde; ook dat woord wordt geregeld gebruikt. Het woord ‘milieu’ wint het in de bloemlezingen van zijn evenknie ‘natuur’. ‘CO2′ lezen we opvallend weinig terug in de definities, ’toekomst’ en ‘gezond’ juist zeer vaak.

Als moneymaker in de bouw kun je met dit soort aanwijzingen natuurlijk weinig. Op zinsniveau wordt het al iets concreter, al lopen de definities soms sterk uiteen. Het begint al met het aantal woorden.Over zuinig omgaan mét gesproken: sommige deelnemers verspillen geen woord en hebben genoeg aan zeven woorden om uit te leggen wat duurzaamheid is. Anderen hebben meer dan honderd woorden nodig om hun idee uiteen te zetten. Het zij u vergeven: rond Den Haag en Brussel zijn ze er na 25 jaar nog steeds niet uit hoe je duurzaam bouwen het best in een eis kunt gieten. Rekenmethodes zijn er zat. Het ontbreekt aan een lat.

Hou het vooral simpel, schrijven meerderen. Eén wil de feestjes van vroeger terug: “Iedereen heeft het over duurzaam bouwen. Het wordt tot een trendy gespreksstof gemaakt op verjaardagpartijtjes. Binnen zekere grenzen zijn we altijd al bezig geweest met duurzaam bouwen. Nu moeten we het alleen met meer verstand doen, zonder er al te veel over te kletsen.”

Niet lullen dus, maar poetsen. Maar hoe dan? Het is een natuurlijk spanningsveld. Bouw je, dan gaat dat ten koste van de natuur. Maar ja, wegen zijn ook nodig, tenzij we allemaal onze auto inleveren. Iets minder mag het wel volgens een van de respondenten. Volgens hem of haar is duurzaam bouwen: “niet bouwen als het niet strikt noodzakelijk is, en als het wel noodzakelijk, over de gehele lifecycle (circa vijftig jaar) een positief ppp-saldo (people, planet, Profit).”

Doorgaan op de oude voet kan niet meer, daarover zijn de meesten het wel eens. Haal je hier je neus voor op, dan is het binnen afzienbare tijd gedaan met je als bouwer: “Als je denkt dat je gewoon door kunt gaan met de oude bouwmethoden, val je vanzelf af”, waarschuwt de directeur van Leven op Daken, (parkeerdaken, groendaken, speeldaken). Ook hij vindt dat elk besluit op basis van de drie P’s genomen moet worden. Als het gaat om materialen, transporten en gezond personeel.

“Gebruik natuurlijke of nagroeibare materialen”, “denk energetisch”, “bouw demontabel”, “zorg dat je materialen kunt hergebruiken”, “kijk niet alleen op gebouwniveau, maar ook op gebiedsniveau”. Het zijn stuk voor stuk onderdelen van definities die eigenlijk allemaal hetzelfde uitgangspunt hebben: zorg dat generaties na ons ook kunnen doen wat wij nu doen. “Denk aan onze kinderen, aan onze kleinkinderen.” Brundtland dus. Eén probleem blijft er echter nog wel: wie gaat het allemaal betalen? Bent u de draad kwijt? Volgens één van de deelne-mers is dat niet zo verwonderlijk. Die komt tot de volgende conclusie: “Duurzaam bouwen is van persoon tot persoon verschillend”.

Bron: Cobouw 112, dinsdag 17 juni 2014