Bedrijven, kennisinstellingen en overheid willen de technologische industrie een impuls geven. FME-voorzitter Ineke Dezentjé Hamming leidt het team dat zich hierover buigt. “Gelukkig is industriebeleid geen vies woord meer.”

Ruim acht jaar was Dezentjé Hamming Kamerlid voor de VVD, waar ze onder meer de AOW en pensioenen in haar portefeuille had. In het najaar van 2011 vertrok ze om voorzitter te worden van ondernemersvereniging FME, vooral bekend uit de metaal, maar met een inmiddels bredere achterban in de gehele technologische industrie. Haar drijfveer is onveranderd: Nederland klaarstomen voor de toekomst. Het Binnenhof verruilde ze voor een kantoortoren in Zoetermeer, vlak naast de A12. Niet direct een inspirerende locatie, maar dat is wel anders met de bedrijfsvloeren die ze bezoekt. Tijdens het gesprek op tien hoog passeren voorbeelden de revue. Een ingenieus systeem dat tegels leggen tot kinderspel maakt, C02-neutrale bussen, couveuses die de afstand tussen moeder en kind wegnemen, en spiegelglad staal voor Duitse sportwagens. Allemaal smart gemaakt met behulp van ICT. “Het is echt geweldig om al die innovaties van dichtbij te zien.” Hoe prachtig ook, vanzelfsprekend is het niet dat deze industrieën voor Nederland behouden blijven. Er woedt een keiharde mondiale concurrentieslag. Arbeid en energie, twee belangrijke productiefactoren, zijn in ons land relatief duur. Ten opzichte van bijvoorbeeld Azië of Oost-Europa zal dat voorlopig ook wel zo blijven. We moeten ons daarom onderscheiden door innovatie, is de gedachte. Als leider van het Team Smart Industry, in het zadel geholpen door minister Kamp van Economische Zaken, brengt Dezentjé Hamming in kaart hoe en wat.

Lees het hele artikel op FME.nl